HUNNIE jagen (fictieve jacht oefening), Sophie Krier & Henriëtte Waal, De Bovenlanden, 2012. Foto Sjoerd Knibbeler
Helend Landschap
Lotte Haagsma, gepubliceerd in Metropolis M, nr 3, juni/juli 2021
‘Landschap’ is een ander woord voor de strategieën waarmee wij ons de wereld toe-eigenen, schrijft de Engelse architect en schrijver Paul Shepheard in zijn boek De Cultivated Wilderness, een zoektocht naar wat een landschap is. Wildernis is de wereld zonder mensen en cultivering staat voor alles wat wij er sinds onze verschijning mee hebben gedaan, stelt hij. Het is een compacte definitie van een allesomvattende realiteit waarin en waarmee wij leven. Het landschap waarin alles met alles in verbinding staat, waar je als mens onderdeel van uitmaakt, afhankelijk van bent, maar dat je ook mede bepaalt. Zeker in Nederland komen er in het landschap inmiddels vele – vaak botsende – belangen samen. Klimaatverandering, verstedelijking, landbouw en de toename van toerisme zorgen ervoor dat onze natuur- en cultuurlandschappen opnieuw rigoureus zullen veranderen. Het landschap als een spiegel voor waar de mens nu staat.
In een tijd waarin het landschap het toneel is van een hevige strijd tussen natuur en economie, met als meest actuele variant de stikstofdiscussie, ga ik in gesprek met Sanne Vaassen, Jorryt Braaksma en Sophie Krier, die ieder in hun werk vanuit divers perspectief onze complexe relatie met het landschap onderzoeken, over hoe ons beeld van het landschap en daarmee de visie van de mens op de wereld voortdurend in verandering is.
De bodem als geschiedenisboek
Voor haar werk After Landscape verzamelt beeldend kunstenaar Sanne Vaassen een jaar lang planten uit een tuin in het Zuid-Limburgse buurtschap Etzenrade. Op deze plek, waar ooit een door grachten omringd kasteel stond, werd de afgelopen jaren archeologisch onderzoek gedaan om inzicht te krijgen in lokale veranderingen in klimaat, landbouwtechnieken, voeding, populatie en handelsnetwerken. De archeologen groeven er diepe sleuven in de grond, waarop – eenmaal weer dichtgemaakt – een tuin werd aangelegd.
Archeologen dateren hun vondsten, zoals scherven, munten en metalen objecten en botanische resten, aan de hand van de grondlaag waarin ze worden aangetroffen. Die opeenstapeling van verschillende landschappen als een horizontale, ondergrondse kalender sprak Vaassen aan. ‘Eerder verzamelde ik in de herfst de bladeren van een boom in de buurt van mijn huis. Iedere dag raapte ik er alle gevallen bladeren op, tot de boom helemaal kaal was. Als om een momentopname van een natuurlijke cyclus vast te leggen. Ik ben geïnteresseerd in transformatieprocessen, zoals van het water dat vanuit de bergen door de rivier naar de zee stroomt, daar verdampt en zich als regen weer over het land verspreidt. Die oneindige, eindeloze beweging fascineert me. Het landschap heeft altijd een grote impact op mensen gehad, op hun cultuur, manier van kleden, eetgewoontes. Toch worden we steeds minder door de natuur bepaald, en bepalen we haar omgekeerd juist steeds meer.’
Het inzicht leidde tot het werk To cure Melancholia (2021), bestaande uit capsules met zaden van planten die de archeologen in de grond van Etzenrade vonden. Als een gecondenseerde bundeling van landschappen, die zich er eens vormden en die nu als de belofte voor een toekomstige reconstructie van het oude landschap gezien kan worden. Het is tevens een commentaar op onze omgang met het landschap, dat wordt gekenmerkt door een streven naar beheersing en controle. Vaassen vertelt dat ze recent naar een podcast luisterde waarin gesproken werd over het onderscheid tussen inheemse en uitheemse planten. ‘Wanneer wordt een plant beschouwd als inheems en wanneer als exoot? Dat blijkt scherp bepaald: alle planten die voor 1492, het jaar waarin Columbus voor het eerst Amerika bereikte, in Nederland groeiden worden inheems genoemd. De planten die daarna het land inkwamen heten uitheems.’ Dat klinkt heel overzichtelijk, maar hoe meer je inzoomt op het landschap, hoe onoverzichtelijker het wordt, denkt Vaassen, want waarom zouden planten zich aan landgrenzen houden? Ze migreren voortdurend, net als dieren en mensen.
In haar studie van het gebied weekt Vaassen de planten – zowel de nieuwe aanplant als ongevraagd opkomend onkruid – in alcohol om hun kleur te extraheren. Door een jaar lang iedere maand de kleur van zes planten in alcohol te vangen, legt ze een archief van 72 kleuren aan. ‘Onder de grond verdwijnen de kleuren en daarmee gaat informatie verloren, bijvoorbeeld over de seizoenen’ vertelt ze. ‘Ik ben benieuwd wat mensen in toekomstige eeuwen zullen terugvinden van onze tijd. Archeologische vondsten werken als een meetinstrument, ze bepalen ons beeld van het verleden. We zijn bijvoorbeeld heel anders naar de Grieken gaan kijken door de ontdekking dat hun witmarmeren beelden met kleuren waren beschilderd.’
In de tentoonstelling In search of Sharawadgi die deze zomer te zien is bij SCHUNCK in Heerlen, presenteert Vaassen de in alcohol gevangen kleuren in doorzichtige, vierkante flacons. Hiermee refereert ze aan de geschiedenis van de plantenkas. ‘Die gaat ver terug in de tijd, toen veel van de planten die nu in onze tuinen staan meegenomen werden uit verre streken. Om de planten tijdens de lange zeereizen in leven te houden gebruikte men een zogenaamde Wardian case, de voorloper van het terrarium en de plantenkas.’ De plantenkas als een van de erfenissen van ons koloniale verleden, met een discussie over in- en uitheemse planten die ongemakkelijke overeenkomsten vertoont met de in- en uitsluiting van mensen in de samenleving. Het landschap gaat altijd ook over identiteit.
Als een roerloze jager in het riet
Op de website van Sophie Krier bevestigen titels als Outdoor Classroom, Weaving Gardens, Seeding Stories, Field Essays, In a Land of Sea en How to Think like a Mountain mijn vermoeden dat het landschap van betekenis is voor haar praktijk. Ik leerde Krier kennen tijdens een workshop voor studenten kunsteducatie, die zij in de vorm van een les acrobatiek gaf – mijn interesse in haar werkwijze was gewekt. Ze werkte toen, in 2013, samen met Henriëtte Waal aan een kunstproject in een polder bij Utrecht. Dat project, vertelt Krier nu, bleek vormend voor de manier waarop haar praktijk zich verder ontwikkelde. Krier studeerde aan de Design Academy in Eindhoven, maar definieert zich inmiddels als ‘relational artist’. Haar werk beweegt zich tussen artistiek onderzoek, educatie en kunst in de openbare ruimte.
‘Hunnie was een proeftuin waarin we verschillende manieren van landschapsbeleving onderzochten. Het gebied De Bovenlanden werd getransformeerd van landbouwgrond naar natuurontwikkelingsgebied. Het CBK Utrecht wilde door middel van kunst onderzoeken hoe het gebied voor recreatie kon worden ontsloten. Wij kozen ervoor om het niet over recreanten te hebben maar over liefhebbers. We wilden dat mensen een echte, diepe relatie met het landschap konden aangaan, in plaats van een instrumentele. Die aanpak vormt de kern van mijn latere werk.’
‘In De Bovenlanden zijn we op zoek gegaan naar mensen met op ervaring gebaseerde kennis van de plek. We werkten bijvoorbeeld met een groep jagers, met boeren die hun land op ecologische wijze bewerken en met een graskenner die liet zien wat biodiversiteit betekent.’ Met deze mensen ontwikkelden Krier en Waal een jaarprogramma van seizoenavonturen in De Bovenlanden: gegidste, gethematiseerde wandelingen met activiteiten als jagen, vogels spotten, wilgen vlechten en gras kijken.
In 1949 munt de Amerikaanse schrijver en wetenschapper Aldo Leopold de uitdrukking ‘thinking like a mountain’, waarmee hij een denken vanuit een bewustzijn voor de diepe onderlinge verbondenheid van alle elementen in ecosystemen bedoelt. Het wordt de titel van een summerschool die Krier in 2016 op Walcheren organiseert, over de toekomst van cultuurtoerisme en natuurrecreatie op het Zeeuwse schiereiland. ‘Het werken met de seizoenen, vanuit een beleving van tijd, ritme en beweging, is voor mij een vanzelfsprekendheid geworden. Het is een positie die streeft naar een samenvallen met de aanwezige natuurlijke elementen, die de bewegingen van dieren kent en haast onzichtbaar in het landschap opgaat. Zoals de jager voor het ochtendgloren zijn positie in het riet inneemt en daar soms anderhalf uur stil ligt te kijken en luisteren, wachtend op zijn prooi.’
Het is een empathisch bewustzijn voor de verbindingen in een landschap, zowel stedelijk als ruraal, tussen mensen, dieren, planten, rivieren en mineralen, dat ook leidend is in In Search of the Pluriverse, een zoektocht naar alternatieve vormen van internationale uitwisseling in opdracht van Het Nieuwe Instituut. In deze ‘reizende academie’ verkent Krier samen met Erik Wong wat er op het gebied van design aan de randen van Europa gebeurt. In Istanbul gaat het gesprek, tussen lokale en in Nederland gevestigde ontwerpers met een onderzoekende en activistische praktijk, over de betekenis en beschikbaarheid van water, de spirituele waarde ervan, maar ook de manier waarop water tot een politiek instrument wordt gemaakt.
Opgeslibt land achter de waker, de slaper en de dromer
Vroeger lagen er langs de Waddenkust van Friesland en Groningen meerdere dijken, met namen als de waker, de slaper en de dromer. ‘Rond 1100 begonnen Monniken er met het bouwen van dijken,’ vertelt landschapsarchitect Jorryt Braaksma. ‘In de eeuwen daarna werden buitendijkse kwelders, zodra ze hoog genoeg waren opgeslibd, ingepolderd, door op enkele kilometers voor de oude dijk een nieuwe dijk te bouwen. De oude dijken bleven achter in het landschap en vormden vaak een tweede linie in de kustverdediging en werden slaper- of dromerdijken genoemd. De nieuwe dijk noemde men de waker.’
‘Inmiddels ligt er één hoge, met asfalt of stenen verharde dijk,’ vervolgt hij, ‘Met aan de ene kant de zee, die volgens berekeningen van het IPCC de komende eeuw tussen de 40 centimeter tot een meter zal stijgen, en aan de andere kant de polders waarvan de oudsten inmiddels meer dan twee meter onder zeeniveau liggen.’ Daardoor is een onhoudbare situatie ontstaan: ‘Je kunt niet eeuwig tegen een natuurlijk systeem in blijven gaan, die strijd verlies je op een gegeven moment.’
Tijdens zijn masteropleiding landschapsarchitectuur aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam raakte de in een Fries dorp opgegroeide Braaksma gefascineerd door de principes van het getijdenlandschap. Voor zijn afstuderen onderzocht hij hoe het binnendijkse kustlandschap van de Waddenregio opnieuw zou kunnen profiteren van een dynamische verbinding met de zee. Het terpenlandschap van Friesland en Groningen is een van de oudste cultuurlandschappen van West-Europa. De terpen (in Groningen wierden genoemd) ontstonden al voor de jaartelling doordat mensen, in reactie op overstromingen, op kunstmatige verhogingen in het landschap gingen wonen. Aanslibbing vanuit de zee zorgde voor vruchtbaar land, waarop mensen eeuwenlang in een dynamische relatie met de zee leefden.
Die beweeglijke, ritmische relatie van het land met het water wil hij terugbrengen, vertelt Braaksma, die inmiddels samen met Claire Laeremans het bureau LAMA landscape architects runt. Door gebruik te maken van de natuurlijke getijdendynamiek kan het land in laaggelegen polders worden opgeslibt tot boven de gemiddelde hoogwaterstand. Het resultaat is een landschap in voortdurende verandering, waar mensen met passende vormen van voedselproductie en recreatie op moeten anticiperen. Hij heeft het over een ‘helend’ landschap, dat in groot contrast staat met het huidige ‘in slaap gesukkelde landschap dat onder een stolp geplaatst steeds verder wegzinkt’. Daarbij stimuleert een terugkeer naar een getijdenlandschap de biodiversiteit en nemen de kwelders grote hoeveelheden CO2 op – tot acht keer meer dan bossen. ‘De natuur is de grote winnaar van het opslibben.’
Ruim tien jaar geleden ging zijn pleidooi voor een dynamisch kustsysteem nog dwars tegen gangbare opvattingen in, vertelt Braaksma. ‘Wetenschappers hingen soms boos de telefoon op als ik hen mijn ideeën voorlegde.’ Maar het tij keerde en inmiddels zijn er meerdere pilotprojecten opgestart, bijvoorbeeld in de Eems-Dollard bij Delfszijl. ‘Wij zetten als landschapsarchitecten onze verbeeldingskracht in om mensen mee te nemen in een alternatief verhaal. We proberen vanuit onze expertise bestaande werkwijzen te doorbreken. De kracht van landschapsarchitectuur is dat je op een integrale manier voor de lange termijn kunt denken. Zo’n nieuwe denkrichting heeft tijd nodig om te landen.’ Hij formuleert voorzichtig: ‘Door toenemende problemen als droogte, verzilting, CO2-uitstoot in veengebieden en verlies aan biodiversiteit lijkt er nu sprake van een soort momentum.’
Braaksma is hoopvol over het herstelvermogen van de natuur. In onze omgang met het landschap moeten we daartoe wel meer meebewegen met de natuurlijke dynamiek. Oplettend, als een jager in het veld. Het landschap is geen gegeven, het wordt geschapen in een subtiel samenspel van partijen en belangen, die telkens opnieuw moeten worden afgewogen. Vaassen, Braaksma en Krier onderzoeken in hun werk dat wankele evenwicht, met verwondering en respect voor de levenskrachten die het landschap vormen.
In search of Sharawadgi. Landscape works with Piet Oudolf & LOLA. Met werk van ontwerpers Piet Oudolf en LOLA Landscape Architects en kunstenaars als Anne Geene, Giuseppe Licari, Geert Mul en Sanne Vaassen, SCHUNCK, Heerlen. Sanne Vaassen toont er de werken After Landscape en To cure Melancholia.
LAMA landscape architects neemt deel aan Sponsland: a journey into Future Landscapes, een tentoonstelling over hoe het oude cultuurlandschap van Groningen zich aan kan passen aan het veranderende klimaat. Hier online te zien en zal later in 2021 ook fysiek plaatsvinden.
Hunnie, Sophie Krier en Henriëtte Waal
In Search of the Pluriverse, Het Nieuwe Instituut, Rotterdam.