In Overvecht
Lotte Haagsma, gepubliceerd in de 4e projectkrant In Overvecht, oktober 2008
De Utrechtse wijk Overvecht werd gebouwd in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Het is een van de nieuwe wijken die na de oorlog aan de randen van steden in maagdelijk groen boerenland werden neergezet. Losstaande eilanden waren het, alleen met de stad verbonden door stoere infrastructuur. Ze vormden een frisse start, los van de organisch gegroeide, bestaande stedelijke structuur met zijn wortels in de middeleeuwen. De nieuwe stad kreeg een heldere rationele opzet, met zich ritmisch herhalende geometrische patronen van straten en bebouwing, afgewisseld door grote gemeenschappelijke buitenruimten. De planschetsen uit 1958 voor Overvecht swingen als een laat schilderij van Mondriaan.
Een jaar lang, van zomer 2007 tot zomer 2008, verbleven vijf kunstenaars(duo’s) in opdracht van de gemeente Utrecht ieder voor een periode van ongeveer twee maanden in een appartement in een van de hoogbouwflats van Overvecht. Neeltje ten Westenend, Renée Kool, Sjaak Langenberg, Linda-Maria Birbeck, Klaas van Gorkum en Iratxe Jaio kregen de opdracht om met een tijdelijk werk te reageren op de buurt en haar bewoners.
Optimisme
De architectuur en stedenbouw van Overvecht staan in de traditie van het modernisme, een beweging die stamt uit het begin van de twintigste eeuw, maar pas na de tweede wereldoorlog voluit omarmd werd door de bouwwereld. Dit gebeurde deels uit praktische overwegingen; technische ontwikkelingen maakten het mogelijk om snel en goedkoop grote hoeveelheden gestandaardiseerde en gestapelde woningen te bouwen die nodig waren om aan de woonvraag van een groeiende en individualiserende bevolking tegemoet te komen, het vooroorlogse woningbestand werd tussen 1945 en 1970 meer dan verdubbeld tot 3,5 miljoen. (1)
Maar er zat ook een ideologische kant aan dit verhaal: men geloofde in de bijdrage die architectuur kon leveren aan de totstandkoming van een nieuwe maatschappij. Een groot optimisme en vertrouwen in moderniteit lag ten grondslag aan de bouwmachine die in die jaren over Nederland denderde. ‘We gingen naar de maan!’, zegt Renée Kool in de making of-film die over haar bijdrage aan In Overvecht werd gemaakt. ‘Wat mij fascineert aan die periode, aan het einde van de wederopbouw en net voor de emancipatiebeweging van de jaren zeventig, is dat er sociaal en maatschappelijk gezien sprake was van een relatieve windstilte’, legt ze uit. In Overvecht kwam een grote groep twintigers en dertigers wonen. ‘Ze waren jong, viriel en vitaal. Er heerste een gevoel van “alles kan”, een idee dat wij ons niet meer kunnen voorstellen.’
Kool verdiepte zich in de ontstaansgeschiedenis van Overvecht en sprak met mensen die in de beginjaren in de wijk kwamen wonen. Aan de hand van de oorspronkelijke bouwtekeningen liet ze door het Utrechtse ingenieursbureau Movares een virtuele maquette bouwen. Deze driedimensionale computertekening kleurde ze in met beelden en herinneringen van de eerste bewoners, gebruikmakend van origineel foto-, film- en geluidsmateriaal dat ze bij mensen thuis en in het Utrechts stadsarchief vond. Een eigentijdse ‘kijkmachine’ moest het worden, één die je meeneemt terug in de tijd. Virtuele camerabewegingen leiden de kijker door de nieuwe huizen met hun trotse bewoners. Door de ramen heen beweegt de camera zich naar de pas aangelegde straten en de nog jonge bomenaanplant. Het resultaat is een filmische reconstructie van de wijk in haar pioniersfase: een virtueel monument voor Overvecht.
Uitzicht
De paradepaarden van toen gelden nu als gemankeerde experimenten. De architectuur wordt als anoniem en uniform ervaren en de eens zo gewaardeerde groene openbare ruimte als een gedateerde oversized jas. Onder invloed van migratie en vergrijzing is de bevolking van Overvecht ingrijpend veranderd. De relatief gelijkvormige gemeenschap van jonge gezinnen die bij oplevering de wijk introk, heeft plaatsgemaakt voor een kleurrijk allegaartje. De naoorlogse wijken functioneerden lang als het afvoerputje van de grote stedenproblematiek. Het hoge aantal sociale huurwoningen zorgde voor een relatief kansarme bevolking. Achterstallig onderhoud en verwaarlozing van de openbare ruimte deden de rest.
In Overvecht is men ondertussen gestart met ingrijpende vernieuwingen. Zoals overal in de naoorlogse wijken wordt ingezet op een differentiatie van het woningaanbod. Ruim vijfenzeventig procent van het huidige woningaanbod is hoogbouw; van gestapelde portiekwoningen tot flatgebouwen van tien verdiepingen. Bij de herstructurering zal een deel daarvan verdwijnen en plaatsmaken voor grondgebonden koopwoningen. Hiermee hoopt men hogere inkomens binnen te halen en te houden. Geheel zonder slag of stoot gaat dat echter niet. Veel bewoners blijken, ondanks het verval en het ongewenste gedrag van sommige buren, gehecht aan hun hoge stekkie.
‘We leren de lucht lezen. Ik heb in mijn leven nog nooit zoveel regenbogen gezien. Sinds we hier wonen hebben we ontdekt dat regenbogen doorlopen, ze lopen over de gebouwen heen verder. Regenbogen vormen een cirkel, als je er vanuit de lucht op kijkt zijn ze rond.’ (Marjolein en Wouter, 10e verdieping)
Bij haar verkenning van Overvecht merkte Neeltje ten Westenend dat bijna iedereen een verhaal heeft over het uitzicht. Het maakte haar nieuwsgierig naar hoe het is om hoog te wonen, hoe mensen zich dan tot de grond en de openbare ruimte verhouden. Ze besloot bewoners van de flats te interviewen en ontdekte dat er mensen zijn die zelf in hun uitzicht ingrijpen. Zo heeft een Turkse vrouw, met goedkeuring van de gemeente, aan de voet van haar flat een rozentuin ingericht. ‘Dat vind ik een mooi gegeven. De rozen staan precies in haar uitzicht, en tillen tegelijkertijd de openbare ruimte boven het alledaagse uit’, aldus Ten Westenend. Het uitzicht uit de flats speelt de hoofdrol in de film die zij samen met Henriette Waal maakte. Om een doorsnede van de wijk te geven gingen ze op zoek naar overeenkomsten in de uitzichten.
In de film bewegen terugkerende gebeurtenissen in de openbare ruimte, zoals het snoeien van de bomen en het maaien van het gras, zich als vloeiende verhaallijnen door het strakke kader van de geometrisch opgezette wijk. Gefilmd vanaf verschillende verdiepingen ontstaat een choreografie van uitzichten. Beelden van een buurtfeest, een stoelendans en een plantjesdag tonen een vrolijke kant van Overvecht. ‘Het is minder anoniem dan je denkt’, meent Ten Westenend. Hoewel ze zich realiseert dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is, wil ze juist de positieve aspecten laten zien. ‘Ik heb niet de behoefte om de sociale problematiek nogmaals onder de aandacht te brengen, dat gebeurt al genoeg.’
Kleurrijk
Ook de andere deelnemers van het kunstproject zijn niet blind voor de problemen maar tonen liever de kwaliteiten die de wijk herbergt. Zo portretteerde documentair fotograaf Linda-Maria Birbeck een groep jonge rappers in Overvecht. Over de hele wereld vormt hiphopmuziek een uitlaatklep voor jongeren in achterstandswijken. In de rap kunnen zij hun frustraties kwijt, maar ook hun kracht tonen en vriendschap vieren. Pax, Reazun en Kyteman wonen samen in een appartement op de tiende verdieping en maken muziek met de nachtelijke skyline van Utrecht op de achtergrond.
Voor de serie Afscheid van ‘de Titus’ fotografeerde Birbeck de Eritrese Yodit Menghis en de Friese Boukje Bonthuis. De inmiddels bejaarde Bonthuis werkte vroeger als verzorgster in het bejaardenhuis Titus Brandsma. Menghis vond er onderdak toen het gebouw met zijn vele kamers dienst deed als studentenflat. De Titus is ondertussen gesloopt, maandenlang stond de kolos er half onttakeld bij. De gevel was weggeslagen en door de felle kleuren waarmee de studenten hun kamers hadden opgefleurd, leek het gebouw op een reusachtige stapel kijkdozen. Dat maakte Birbeck nieuwsgierig. Illegaal klom ze van verdieping naar verdieping en richtte haar camera op het uitzicht. Op de foto’s omlijsten de rafelige wanden van het gebouw een opvallend groen Overvecht.
Sjaak Langenberg besloot solidair te zijn met de vele oudere alleenstaanden in de wijk en bleef tijdens zijn verblijf in de artist-in-residency voornamelijk binnen. Samen met ontwerpster Rosé de Beer bouwde hij flatgebouwen van Lego en droomde van een flat die geheel was opgebouwd uit de balkonnetjes van een knikarm hoogwerker. ‘Een flat die in luttele minuten kan worden opgebouwd en weer afgebroken. De sloop in een ritueel gegoten.’ De wijk riep herinneringen op aan vroeger. Langenberg bracht een groot deel van zijn jeugd door in een flat. ‘Ik ben het jochie dat niet meedeed. De jongen die nooit buiten speelde. Het klinkt als een prachtige titel voor een kinderboek dat huis aan huis verspreid in Overvecht een pleidooi zou kunnen zijn voor de ongebreidelde fantasie die kan voortvloeien uit zogenaamd sociaal isolement. Een pleidooi voor dromers.’
Voor de dromers en de eenzamen ontwikkelde Langenberg een performance geïnspireerd op de geisha. In september 2008 deed deze Japanse gezelschapsdame Overvecht aan in een glazenwassergondel. Hoog boven de grond bewoog de Japanse danseres Sato Endo zich van verdieping naar verdieping om voor de verschillende ramen van woonzorgcentrum Zuylenstede een privé-voorstelling te geven. De bewoners konden vanuit hun leunstoel naar een bijzondere verschijning kijken.
Identiteit
Op 19 april 2008 trokken zo’n vijftig als zombies verklede volwassenen en kinderen door de wijk. Verdwaasde ogen staarden uit grauwgeschminkte gezichten. Helderrood nepbloed droop in kragen en uit mouwen. Stijf wankelend zwalkte de stoet door de straten van Overvecht, begeleid door een treurmars van meewandelend orkest Tegenwind. Het moet een vreemd gezicht zijn geweest.
Met deze zogenaamde Zombiewalk wilden kunstenaars Klaas van Gorkum en Iratxe Jaio ‘een bijna futiele en toch kritische’ daad stellen tegenover het ‘planologengeweld’ van sloop en nieuwbouw. In de zombie – een weer tot leven geroepen overledene, een sprakeloos wezen zonder eigen wil of karakter – zien zij een metafoor voor de manier waarop tegenwoordig met de naoorlogse wijken wordt omgegaan.‘In zekere zin beschouwt men het oorspronkelijke ontwerp als mislukt, de wijk is bij voorbaat doodverklaard.’
Overvecht werd tussen 1967 en 1976 gebouwd en is daarmee een laat voorbeeld van de klassieke, naoorlogse wijk. (2) En ook nu is de wijk weer een nakomertje, in andere wijken is het vertimmeren al lang geleden begonnen. Dit heeft als voordeel dat gemeenten en corporaties kunnen leren van ervaringen die elders zijn opgedaan. Voortschrijdend inzicht heeft er al voor gezorgd dat de grootschalige sloop, renovatie en nieuwbouw inmiddels wordt vergezeld door een breed scala aan sociaal-economische programma’s. Veel problemen in de achterstandswijken los je immers niet op door stenen te stapelen. Toch houdt men vast aan stevig fysiek ingrijpen.
‘Overvecht als wijk, maar ook de verschillende onderdelen van de wijk, heeft een weinig herkenbare identiteit. Identiteiten van wijk, buurten en deelgebieden binnen Overvecht moeten worden versterkt’, staat geschreven in de Ruimtelijke Visie Overvecht 2004–2020 van de gemeente Utrecht. (3) ‘Geen identiteit’ – het is eigenaardig om een wijk, die bij velen toch meteen een specifiek beeld op zal roepen, zo omschreven te zien worden. De naoorlogse wijken zijn juist zeer herkenbaar, maar uniform – dat is waar. Variatie en differentiatie, de woorden keren herhaaldelijk terug in de plannen voor de vernieuwing van de wijk. De woningzoekende heet tegenwoordig ‘woonconsument’ en een afwisselend woningpalet moet huidige bewoners ervan weerhouden om naar Leidsche Rijn te vertrekken als zij meer te besteden krijgen.
Iedere tijd heeft zijn eigen wensbeelden. Postmoderne vinexvariaties zullen de modernistische rechtlijnigheid doorbreken, Overvecht wordt klaargestoomd voor de eenentwintigste eeuw. Met hun bijdragen aan het project In Overvecht laten de kunstenaars zien dat de wijk in haar huidige staat meer biedt dan overlast, verval en achterhaalde idealen. Dat haar eentonige kader ruimte laat voor eigenheid en verbeelding. Dat Overvecht een plek is waar een rozentuin zowel privé als gemeenschappelijk kan functioneren. Waar je achter de deur van je appartement muziek kunt maken die ze in Parijs en New York ook begrijpen. Een plek waar je kunt ontdekken dat regenbogen rond zijn. Een wijk waar de dromen van toen zich mengen met die van nu.
noten:
1. Ad Hereijgers en Endry van Velzen, De Naoorlogse stad. Een hedendaagse ontwerpopgave, NAi Uitgevers 2001.
2. Ibid., Ad Hereijgers en Endry van Velzen plaatsen de naoorlogse stad tussen 1945 en 1970, latere nieuwbouwwijken ontstonden onder veranderende omstandigheden en inzichten.
3. Een samenvatting van de Ruimtelijke Visie Overvecht 2004–2020 is te vinden op de website van de gemeente Utrecht: www.utrecht.nl/overvecht