Harvester, Frido Evers

Installatie Harvester van Frido Evers bij galerie Cinnnamon, 2017

Het Evers-universum

Interview met Frido Evers

Lotte Haagsma, 28 februari 2018

Bij het betreden van de Rotterdamse galerie Cinnnamon stap ik een ruimte vullende, metalen constructie binnen. Wat volgt is een meanderende ontdekkingsreis, langs verschillende eilanden, die steeds nieuwe ontmoetingen oplevert: met bollen op rotondes, zacht gloeiende medaillons aan de muur en hier en daar een verlichte kolom, met beelden van planten, een enkele stronk, overgoten met een plastic coating of gegoten in brons. Uiteindelijk kom ik in een meer open kooi terecht, met op de vloer een mozaïek van verschillende kleuren natuursteen, dat als een abstracte sterrenhemel onder me uitwaaiert.

De installatie Harvester van Frido Evers bij Cinnnamon doet denken aan een hortus conclusus, een omsloten tuin. Kloosters hebben vaak zo’n binnentuin, met een rondgang die de mens tot introspectie aanzet. De tuin als plek voor spirituele beleving. Door het meanderende pad, de pastelkleuren en zacht gloeiende verlichting ontstaat echter ook een speels, frivole associatie met een lusthof, een plek om te flirten en te flaneren. Tegelijkertijd voelt de constructie aan als een benauwde kooi, strak in de kleine ruimte van de galerie gezet. Ik vraag Frido of hij deze observaties herkent.

Right on the money,’ antwoordt hij. ‘Ik vind het leuk dat je de veelvoud en ambiguïteit benoemt. De complexe stapeling van ideeën, belevingen en associaties is erg belangrijk voor mij. Harvester refereert aan het oogsten van de zielen aan het eind van de spirituele cyclus. Dat zeg ik met een knipoog. Ik vind het leuk om te flirten met het spirituele. De eerste reden daarvoor is dat ik een ongelofelijke fascinatie heb voor het feit dat wij als mensheid sinds het begin der tijden bezig zijn met het verklaren van onze werkelijkheid, maar die daarmee meteen ook vormgeven en aanpassen aan onze beleving. Kunst is onlosmakelijk verbonden met dat proces van betekenisgeving. Zelf begrijp ik niet veel van onze realiteit en dat wil ik graag zo houden,’ lacht hij. Alle kooien hebben escape holes, legt hij uit, door die gaten kun je uit de kooi stappen. ‘Uiteraard kom je dan in een andere (restvorm)kooi terecht. Er is geen ontsnappen aan en dat is goed. Vandaar ook het speelse. Als we – voor we sterven – niet uit onze realiteitsbelevenis kunnen stappen, kunnen we op zijn minst onze perceptie en beleving veranderen.’

De ervaring van herhaling en eindeloze rondgang in Cinnnamon valt op zijn plek als Frido uitlegt dat de maten van de installatie een afgeleide zijn van een raster van 27 centimeter bij 27 centimeter. ‘Dit is een grid dat ik voor een eerdere installatie ontwikkelde,’ vertelt hij. ‘De sculptuureilanden in Harvester hebben bijvoorbeeld een diameter van 108 centimeter, de werken The eye below en The eye above hebben een diameter van 81 centimeter en de hoogte van de kooien is 297 centimeter.’

Tegenover deze strakke ordening staat een grote rijkdom aan materialen. Frido heeft zich nieuwe technieken aangeleerd om alles zoveel mogelijk zelf uit te voeren. Juist in die fysieke uiteenzetting met materie ontstaat voor hem de samenhang van het werk. ‘Tegen het einde van het maakproces van Harvester kwam ik, door een combinatie van hoge intensiteit, vermoeidheid en de focus op het beheersen van al die technieken, in een flow terecht. De materialen kregen daarin eenzelfde structuur als emoties, alsof zij hun vaste vorm verloren en een directe verbinding aangingen met mijn wil, onderbewustzijn en beleving. Dit klinkt ook voor mezelf heel abstract en absurd,’ verontschuldigt hij zich meteen, ‘maar het is de enige manier waarop ik kan verwoorden wat er gebeurt. Niet de vaste materie, maar het vloeibare en ongrijpbare van de transformatie neemt dan de overhand. Mijn relatie met materiaal is uiterst intens: het transformeren, vervormen, het in de uitbeelding dwingen, gaat gepaard met een mengeling van diep respect en totale onverschilligheid.’

Wat Frido beschrijft doet me denken aan de alchemisten, voor wie het materiële en spirituele onscheidbaar waren. Het veredelen van onedele metalen tot goud was voor hen geen streven naar fysieke rijkdom, maar een bijdrage aan een betere – edelere – wereld.

Soms lijkt zijn werk, met zijn kleurenpracht en perfecte afwerking, tegen kitsch aan te schuren. Is dat om de kijker te verleiden, vraag ik hem, of is het bedoeld als knipoog?
‘Ik speel graag met vuur,’ reageert hij. ‘Beiden zijn belangrijk voor mij, zowel het behagen van de kijker, waar ik tijd van vraag, als een relativerende lichtheid. Het liefst trek ik de beschouwer mijn werk binnen – No escape. Er is zoveel visuele concurrentie, dat het wellicht het meest effectief is voor de beleving van de beschouwer. Het werk begint met verleiden, zonder verleiding geen engagement. Daarna volgt de conditionering, waarbij de regels van het werk zich langzaam ontsluieren, met als uiteindelijk doel een mogelijke transformatie. Maar het heeft ook te maken met mijn conditionering als kunstenaar. Als ik aan het werk ben klinkt er regelmatig een stem in mijn hoofd die me vertelt dat een materiaal of thema not done is. Die beperkende gedachte, waarvan ik vaak niet weet waar die vandaan komt, begin ik dan op een beeldende manier te bevragen.’

Niet alleen de grote driedimensionale installaties zijn ruimtelijk en gelaagd, ook in zijn tweedimensionale werken maakt Frido regelmatig gebruik van letterlijke, en deels fotografische, lagen. ‘Mijn werk gaat altijd over hoe ruimte onze beleving van de werkelijkheid stuurt, inspireert en uitlokt,’ vertelt hij. ‘Ik kan de ervaring van ruimte niet loskoppelen van mijn ervaring van de werkelijkheid. Die ruimtelijke werkelijkheidsbeleving is voor mij een onuitputtelijke bron van inspiratie. De gelaagdheid in mijn 2,5-dimensionale werk is ontstaan uit het niet kunnen bepalen wanneer je met het werken aan een tekening of schilderij moet stoppen,’ legt hij uit. ‘Bij driedimensionale werken weet ik dat precies, terwijl ik bij tweedimensionaal werk, niet goed weet wanneer het af is. Ruimtelijk denken is gewoon makkelijker voor mij. Ik ervaar daarin een speelsheid en vrijheid om mijn eigen taal te ontwikkelen.’

Maar ook werkend aan de driedimensionale installatie Harvester wist hij vaak niet van ophouden. ‘Met deze tentoonstelling heb ik een niveau van complexiteit bereikt dat ik nauwelijks meer kan hanteren. Om een voorbeeld te geven: aan het einde zat ik met 49 GB aan gegevens. Voor iemand die films maakt is dat niet veel, maar mijn materiaal bestaat voornamelijk uit 3d-tekeningen, procesfoto’s, onderzoek en dergelijke.’
Het tijdelijke universum in de galerieruimte van Cinnnamon is het resultaat van die enorme hoeveelheid arbeid. Het is een wereld die zich oneindig zou kunnen uitstrekken, ware het niet dat zowel de bezoeker als de kunstenaar tegen de grenzen van het praktisch mogelijke aanlopen. Grenzen waar de verbeelding zich gelukkig niets van aan hoeft te trekken.

fridoevers.nl