Voor oma

Afgelopen september was ik met Michiel een paar dagen in Oslo, op bezoek bij een vriend. De laatste dag bezochten wij er het museum voor hedendaagse kunst. Helemaal boven in het gebouw stuitte ik op een kunstwerk van de Russische kunstenaar Ilya Kabakov, getiteld: De man die nooit iets weggooide.

De kleine ruimte was van onder tot boven gevuld met lege doosjes, elastiekjes, paperclips en stukjes touw – allemaal netjes geordend, ingelijst en in vitrines uitgestald. Ieder object had een label met informatie. Samen vertelden al die ogenschijnlijk waardeloze frutsels een verhaal: het verhaal van een man die nooit wat weggooide. Je leerde hem kennen door zijn verzameling.

Toen ik de afgelopen dagen aan jou liep te denken kwam dit beeld bij me boven. Wij maakten er wel eens grapjes over: je was altijd met spullen bezig, met verzamelen, verzorgen en weer weggeven. Het verzamelen was jaren geleden al min of meer gestopt, hoewel je nog wel eens iets hebt aangeschaft, via een postorderbedrijf bijvoorbeeld.

Het weggeven begon al vroeg. Ik herinner me een kamertje op zolder in Zuidwolde waar ik, als ik op bezoek kwam, iets uit mocht – of eigenlijk moest – kiezen om mee naar huis te nemen. En beneden in de woonkamer stond altijd wel een antieke pop met een nieuwe jurk die je me wilde laten zien, of een paar pas verworven ansichtkaarten.

De afgelopen maanden had je het opruimen en verdelen weer met hernieuwde kracht opgepakt. Je was er niet gerust op dat wij, je erfgenamen, er na je overlijden geen ruzie over zouden maken. Maar dat was het niet alleen, je wilde ook dat de spullen goed terecht kwamen, dat diegene die ze meenam er de waarde van inzag en er met liefde en aandacht voor zou zorgen.

Ik realiseer me nu dat de verhalen over vroeger meestal aan de hand van voorwerpen werden verteld. Je gaf het verleden door via de dingen en door de dingen voelde jij je verbonden met het verleden. Op veel spullen in je huis zijn stikkers met informatie geplakt: waar het vandaan komt, van wie het is geweest of wie het heeft gemaakt.

Aan ieder object hangt een verhaal dat je graag vertelde. Zo leerde ik, vaak geïllustreerd met foto’s, over je grootmoeder, je moeder, je vader, tante Jo en tante Ko. De geschiedenis van een familie die ook mijn familie is.

Toen ik twee weken geleden een paar uur aan je bed zat was je zwak, je at niet meer en dronk weinig. Praten ging moeizaam, maar je wilde graag nog wat dingen vertellen en laten zien. Zoals de lap die jouw grootmoeder, waar je duidelijk dol op was, als jong meisje borduurde.

En ik moest nog wat zilveren lepeltjes opduiken uit een kast, nog een erfenis uit de familie. Maar ook het heden was nog van belang. Je vertelde over je achterkleinzoon Bram die zijn eerste schooldag ging beleven. En je vroeg hoe mijn laatste sollicitatie was afgelopen. Afgewezen helaas.

Het leek die middag of er een gewicht van je schouders was gevallen. De zwaarmoedigheid die je vaak vergezelde was verdwenen. En plotseling ging het over de koperen beddenpan die naast het kabinet in de woonkamer hing. Die had opa ooit gevonden, vertelde je, tussen de rommel in een meubelmakerij. ‘Jan heeft hem toen laten uitdeuken’.

Jan. Opeens was zijn naam daar weer, tussen neus en lippen door. Na opa’s overlijden sprak je bijna nooit meer over hem. En als je hem al noemde, dan ging het op afstandelijke toon over ‘mijn man’ of eventueel ‘je opa’. Opeens was het weer ‘Jan’ en ‘opa’, zonder dat bozige ‘je’. Dat was het mooiste cadeau dat je me die middag kon geven – met dank aan de beddenpan.

Ik weet niet hoe het er uitziet na de dood. Maar stiekem hoop ik dat je daar opa nog eens ontmoet en dat jullie elkaar een hand geven: ‘dag Mary, dag Jan’. Misschien staan er dan twee hoge leunstoelen en nemen jullie een kopje koffie met een koekje, of beter nog: een chocolaatje. Gewoon even bijkletsen. En dan zul jij vast vertellen over jullie zonen, die samen zo goed voor je hebben gezorgd de laatste dagen van je leven.

Dag lieve oma, ik zal aan je denken als ik mijn zilver poets, en niet alleen dan.