Monumenten als voorbeeld voor de toekomst
Lotte Haagsma, gepubliceerd op ArchiNed, 3 mei 2017
In haar boek Mortal Cities Forgotten Monuments onderzoekt Arna Mačkić hoe architectuur het vreedzaam samenleven van verschillende bevolkingsgroepen kan bevorderen. Ze zoomt hiervoor in op Mostar, een door oorlog zwaar beschadigde en gedeelde stad in het huidige Bosnië-Herzegovina.
Mortal Cities Forgotten Monuments komt voort uit een architectuuronderzoek en is tegelijkertijd een persoonlijke zoektocht. Mačkić (1988) vluchtte tijdens de oorlog in voormalig Joegoslavië in 1993 met haar ouders naar Nederland. Ze groeide verder op in Zoetermeer en studeerde architectuur in Amsterdam. Haar zowel historische, persoonlijke als ontwerpende onderzoek verwerkt ze zorgvuldig formulerend tot een meanderend boek. Ze beschrijft hoe Mostar voor de oorlog een stad was waar mensen met verschillende achtergronden en religieuze overtuigingen woonden en, belangrijker nog, elkaar ontmoeten en samenleefden. Tegenwoordig is de stad verdeeld, in een Bosnisch deel aan de ene oever van de rivier en een Kroatisch deel aan de andere kant – ieder leeft zoveel mogelijk op zijn eigen oever.
Tijdens de Bosnisch oorlog was architectuur onderdeel van de strijd. Gebouwen met een speciale betekenis voor de andere partij werden als eerste kapotgeschoten. Aan het einde van de oorlog was negentig procent van het centrum beschadigd, een derde van de gebouwen was totaal verwoest. Na de oorlog onderstreepten de verschillende bevolkingsgroepen nadrukkelijk hun religieuze en politieke identiteiten met hun eigen nieuw gebouwde en gereconstrueerde gebouwen en monumenten.
In haar boek besteedt Mačkić veel aandacht aan twee monumenten die voor haar juist symbool staan voor de verbondenheid van de verschillende bevolkingsgroepen: de Oude Brug, gebouwd in de 16e eeuw door de Ottomaanse architect Mimar Hayrudin, en de Partizanen Necropolis, ontworpen in 1966 door de architect Bogdan Bogdanović. De brug verbindt de beide oevers van de rivier de Neretva en vormt zo een letterlijke en symbolische verbinding tussen twee stadsdelen: alle inwoners van Mostar zijn trots op hun brug. Al eeuwen bestaat er een traditie om er vanaf te duiken. Een kunst die in alle bevolkingsgroepen van generatie op generatie wordt doorgegeven en die een verbindende activiteit in de stad vormt. Zelfs toen een noodbrug de ingestorte brug verving ging het duiken door.
Het partizanenmonument werd opgericht ter herdenking van de partizanen uit Mostar die omkwamen in de strijd tegen de nazi’s. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verenigde het verzet mensen met een Kroatische, Servische en Bosnische achtergrond. Na de oorlog werd onder leiding van Tito een verzameling republieken samengesmeed tot een nieuwe socialistische federale republiek: Joegoslavië. Om eenheid te creëren tussen de bevolkingsgroepen, ieder met hun eigen geschiedenis, religie en tradities, benadrukte Tito vooral de overeenkomsten. Zo liet hij overal in het land monumenten oprichten ter nagedachtenis aan de gedeelde ervaring van de strijd tegen het fascisme.
De Belgische fotograaf Jan Kempenaers trok aan het begin van deze eeuw de aandacht met zijn foto’s van deze heroïsche monumenten in voormalig Joegoslavië, die schijnbaar verlaten in de natuur staan, als weemoedige maar trotse overblijfselen van een voorbije tijd. Mačkić verschaft ons met Mortal Cities Forgotten Monuments achtergronden bij die beelden; hun ontstaansgeschiedenis, maar ook hun mogelijke betekenis voor de nieuwe realiteit. Ze wijst op de vormentaal van deze oorlogsmonumenten die overwegend abstract is en gericht op de toekomst, vrij van referenties aan oorlog, militairen, slachtoffers, religieuze of nationale identiteit. Mačkić ziet de monumenten als voorbeeld voor een architectuur waar iedereen zich toe kan verhouden. Toch blijkt keer op keer dat mensen een onbedwingbare behoefte hebben aan symbolen en tradities waaraan zij een identiteit kunnen ontlenen. Mačkić is zich daarvan bewust en neemt daarom Bogdanović als voorbeeld. Deze architect ontwierp ten tijde van Tito vele monumenten, waaronder het partizanenmonument in Mostar. Hij maakte daarbij gebruik van referenties aan oude mythologieën en vormen uit de renaissance en barok. Door een soort archetypische symbolen te ontwikkelen, vermeed hij directe etnische of religieuze verwijzingen en verleende zijn monumenten toch een sfeer van tijdloze eeuwigheid.
De verwoeste Oude Brug van Mostar is nauwkeurig gereconstrueerd. Er is niets meer te zien van de tragedie die er heeft plaatsgevonden. De twee delen van de stad lijken weer als vanouds verbonden te zijn. De realiteit is echter anders. Volgens Mačkić zou het daarom beter zijn om de sporen van de strijd te laten bestaan en mee te nemen in de herbouw. Ze pleit voor een nieuwe taal in de architectuur: ‘A language that does not ignore or deny the past, but engages with it and puts it into a new perspective without imposing one truth’. Door de reconstructie te baseren op de verschillende historische lagen en deze door de hele stad zichtbaar te maken, krijgen mensen met uiteenlopende achtergronden en geschiedenissen aanknopingspunten aangereikt waarmee zij zich kunnen identificeren als inwoner van Mostar.
Tegen de huidige ontwikkelingen in roept Mačkić op tot het ontwikkelen van plekken die open staan voor ontmoeting, toenadering en uitwisseling tussen de diverse bevolkingsgroepen. Ze doet een ontwerpvoorstel voor de neutrale Centrale Zone in Mostar. Daar projecteert ze een groot, iets opgetild plein op, omringd door gerenoveerde, gereconstrueerde en nieuwe gebouwen, die allemaal publieke functies herbergen. Het moet een open ruimte worden, verbonden met de verschillende stadsdelen. Een platform waar alle inwoners van de stad samen gebruik van kunnen maken. Op dit plein zet Mačkić een duikschool, waar de jongeren van Mostar hun duikkunsten kunnen oefenen en verbeteren, voor het echte werk vanaf de Oude Brug. Ze ontwierp het object als een monument en publieke ruimte ineen. De duikschool spiegelt enerzijds de gebogen vorm van de Oude Brug en bestaat anderzijds uit een brede trap. De treden van die trap verlenen de duikers verschillende niveaus om te oefenen en bieden tegelijkertijd ruimte voor ontmoeting.
Aan het begin van het boek schetst Chris Keulemans een inktzwart portret van het huidige Mostar: een arme en verdeelde stad zonder hoop. Mačkić zet daar met haar ontwerpvoorstel voor een duikschool een hoopvol beeld tegenover. Het ontwerp is open, opgericht en wijd uitkragend, en biedt daarmee ruimte en lucht aan de inwoners van Mostar. Het gevoel van vrijheid spat er vanaf. Ze lijkt daarmee een appel te doen op met name de jongere generaties van Mostar, om elkaar op te zoeken, verschillen te overbruggen en samen te bouwen aan de toekomst. Als lezer wil je met haar geloven dat dat kan.
Arna Mačkić, Rosa te Velde (red.), Mortal Cities & Forgotten Monuments, Park Books (2016), Eng, p. 160, 978-3-03860-009-1
Voor haar zoektocht naar een inclusieve architectuur en nieuwe vormen van publiek domein ontvangt Mačkić op 10 november 2017 de Jonge Maaskantprijs.