Vriendje

Het is Kees en hij is lief. Triomfantelijk schreef ik deze woorden bijna dertig jaar geleden in mijn dagboek. Ik had voor het eerst een vriendje! Terwijl mijn gedachten nog rondjes draaiden rond een onbeantwoorde liefde, verscheen hij plotseling in mijn ooghoek. In eerste instantie zonder mij op te vallen, hoewel dat vreemd moet klinken voor hen die hem kennen, Kees is bepaald geen onopvallend persoon. Toch was het zo. Opeens was hij daar, een grote, aanwezige jongen, intens en teder. Kees zag mij staan.

Een jaar later noteerde ik dat ik alles al met hem had meegemaakt. We hadden veel tijd samen doorgebracht, gepraat, gelachen, gehuild, geruzied en ‘goed gevreeën’ (zelfs in mijn dagboek een keurig meisje). Toch liep niet alles lekker. Kenmerkend voor onze relatie was, zoals Kees het in een brief formuleerde, dat ik steeds links wou als hij rechts wilde, letterlijk en figuurlijk. Ik koppig, hij recalcitrant. Zelf schreef ik in mijn dagboek dat we in onze zekerheden en onzekerheden te veel verschilden. Ik maakte het uit.

Na dertig jaar zitten we weer tegenover elkaar. Vreemd en vertrouwd tegelijk. Kees stroomt over van leven: een vrouw, drie zonen, handel, vastgoed, bravoure, succes, mislukkingen, meer succes, angst, retraite, politiek, het ligt allemaal al snel op tafel. Daar zit ik, met mijn onvervulde verlangens. Kaal en kwetsbaar voel ik me. Het raakt hem. Het voelt alsof ik hem met terugwerkende kracht verraad: ik ben mijn eigen weg gegaan, maar niet in alle opzichten de gelukkige persoon geworden die hij graag in mij had willen zien.

Aan het einde van de avond kijkt hij me vorsend aan. Zijn ogen roepen het verlangen in me op om in zijn armen te kruipen, op zoek naar de warmte van weleer. In plaats daarvan kijk ik op zijn telefoon naar foto’s van zijn mooie gezin. Ik drink mijn glas leeg en loop naar huis.